OvergangsbogenNEM-113
Zie voor wat NEM is deze beschrijving.
De NEM-113 beschrijft overgangsbogen. De informatie op deze pagina is geen weergave of samenvatting van de NEM normen. Het is een uitleg van het onderwerp aangevuld met achtergrond informatie.
OvergangsbogenBogen
Een rijdende trein op een recht baanvak die opeens in een bocht komt krijgt een zijwaartse ruk. Bij een ruime bocht is deze zijwaartse afwijking maar klein. Bij een scherpe bocht is de overgang van rechtdoor - naar zijwaarts behoorlijk.
OvergangsbogenOvergangsboog
Om dit effect terug te dringen zijn overgangsbogen ontworpen. Overgangsbogen zorgen ervoor dat de overgang van rechtdoor naar de boog van betreffend hoekstuk geleidelijk verloopt.
Het deel aan het rechte baanvak, begint slechts heel geleidelijk te buigen totdat op het eind van de rails de gevraagde hoek is breikt.

OvergangsbogenAansluiting
In de figuur hieronder staat de verhouding van een overgangsstuk aangegeven. In rood staan de punten aangegeven. Met blauw de afstanden.

In het rechterdeel staat een stuk van een cirkel getekend. Deze heeft een straal (Radius) van R. De lijn van punt A naar punt B is dus R lang. Het deel van de cirkel rechts van punt B gaat gewoon verder als cirkel, hier zwart getekend. Alle punten liggende op dit stuk zwarte cirkel liggen op R afstand van punt A.
Aan de linkerkant van punt B gaat de cirkel verder in een gestippelde lijn. De komt uiteindelijk uit bij punt C.
De rechte rails komt links onderin het figuur in. En loopt tot aan punt E recht. Vanaf punt E begint de rail geleidelijk aan te buigen om ter hoogte van punt F, het is dan al wel afgebogen naar punt D. In punt D sluit deze aan op de afgebogen rails komende vanuit punt B.
Het punt D ligt precies in het midden van de afstand tussen C en punt F. Deze afstand is precies f. Het punt D ligt dus 1/2 f van punt C af en ook een 1/2 f van punt F af.
OvergangsbogenDe winst
Als er geen overgangsstuk zou zijn gebruikt dan zou de rails recht zijn doorgelopen naar punt F en daar aan de bocht begonnen.
Nu begin de rails al op het stuk tussen E en F te buigen naar D. En ook buigt de bocht tussen D en B minder hard als anders tussen C en B het geval zou zijn geweest.
De bocht begin dus flauwer, wat minder invloed heeft de sleep achter de wielassen die de bocht ingaan en dus een rustiger, minder schokkerig, treinbeeld.